<$BlogRSDUrl$>

Wednesday, April 20, 2005



Schriften, Lettristen, en Situationisten 






Free Image Hosting at www.ImageShack.us

DEELNEMERSLIJST

Kenjiro Ishibashi
Fons Lanslots
Santiago Rebolledo
Monica Droste
Guy Rombouts
Miriam Ladrón de Guevara
Wout Vercammen
Ricardo Martell
Sebastián Sin Apellido
Paula Rebolledo
Wilebaldo Sánchez
Lode Cafmeyer
Luis Manuel Amador
Laurie Litowitz
Russel Ellison
Ma. Rosa Astorga
Raúl Herrera
Dementes Creativas
Sebastián Rebolledo
Mario Robles
Saúl López-Velarde
Herman J. Claeys
De Antistresspoweet
Ludo Mich
Willem Plugge
Jan Bucquoi
Tania Rens


Schriften, Lettristen en Situationisten

Deze tentoonstelling is opgebouwd vol-gens de lettrische beginselen. Volgens de lettristen moet de kunst enkel bestaan uit haar essentie: de letter en het teken. Een wereld creëren waar letters en tekens in harmonie leven, zodat nieuwe communi-catievormen kunnen ontstaan.

De verzameling schriften begon ik met de Japanse kunstenaar, Kenjiro Ishibashi. We onderzochten Asiatische, Europese en Amerikaanse schrijfsystemen, schriften van primitieve volkeren, het ontstaan van het schrift en oude en nieuwe picto-grammen. Kenjiro was doof, daarom bestudeerden we ook verschillende gebarentalen. In heel het proces beschouwden we het begrip “schrift” zo ruim mogelijk.
Video- en computerkunstenaar, Lode Caf-meyer bewerkte de bijeengezochte informatie op de computer.

Het situationistisch uitgangspunt: “Situaties te construeren waarin het schep-pen van het dagelijks geluk ons leert een meer humane maatschappij te creëren.” (Raoul Vaneigem)
Internationale Situationniste (IS) ontstond in 1958 uit de Internationale Lettriste en hief zichzelf op in 1972. Het was een artistieke en politieke avantgarde beweging die een van de belangrijkste theoriën van mei ‘68 ontwikkelde. De situationisten gaven reeds in de jaren ‘50 kritiek op de
consumptiemaatschappij en de burgerlijke normen en waarden.
Het is de bedoeling om de teksten en films van en over de L’ Internationale Situationniste te bestuderen en contact te zoeken met gewezen Antwerpse leden van deze merkwaardige beweging, waar Guy Debord de voornaamste speler was.
Fons Lanslots.

I.S.M.
Stichting Pipelines VZW




WAT IS SITUATIONISME?

In 1994 pleegde een doodzieke Guy Debord zelfmoord. Debord was de onbetwiste spreekbuis en theoreticus van de laatste invloedrijke avant-garde van de twintigste eeuw, de Situationisten (1957-1972). Onder hen bevonden zich ook Nederlandse kunstenaars: Constant, Armando en Jacqueline de Jong. Tien jaar na de dood van Debord besluit WORM in Las Palmas een interactieve balans op te maken van deze beweging en haar gedachtegoed.

Wat is situationisme? Toen deze vraag ooit door een journalist werd gesteld, antwoordde Debord: “We zijn hier niet gekomen om kutvragen te beantwoorden”, waarop hij een einde maakte aan de persconferentie. Ook kunstenaars die meenden ‘situationistische kunst’ te maken kregen er van langs: “Er bestaat geen situationistische kunst, er bestaat louter een situationistisch gebruik van media”. Ook ageerden de situationisten tegen kunsthistorici, die het verminken, manipuleren en verdraaien van bestaande kunstwerken (een typisch situationistische techniek) als citaten en commentaren op de gevestigde kunstgeschiedenis beschouwden. “Wij citeren helemaal niet”, luidde de tegenwerping van Asger Jorn, “we geven louter uitdrukking aan onze onverschilligheid ten opzichte van oorspronkelijke kunstwerken”. De situationisten vormden een internationale revolutionaire beweging van schrijvers, kunstenaars en activisten, die halsstarrig weigerde zich te laten identificeren door de media en door de wetten van ‘de spektakelmaatschappij’.

http://www.siebethissen.net/Kunst_en_Theorie/2004_Wat_is_situationisme.htm





Uit: Ravage #288 van 23 juli 1999


"Van wie is de ruimte?"

De Situationisme Comeback Tour

Geen enkele politiek culturele beweging valt vandaag zo'n overwaardering en onderwaardering ten deel als het situationisme. Situationisme is terug. Op de golven van de retro revivals van Abba, disco, underground, punk en psychedelica spoelt ook het situationisme aan op de vervuilde stranden van onze debâcle maatschappij. Marketing deskundigen en revolutionairen, brandpickers en hackers, striptekenaars en eco activisten, dj's en vj's... iedereen kan wel iets gebruiken van de restanten van het situationistische gedachtengoed. Siebe Thissen hoorde filosoof René Sanders uit over het situationisme en haar Comeback Tour.


"De vraag: "Van wie is de ruimte?" wordt door krakers, hackers, kunstenaars, hoeren, ravers, junkies en activisten voortdurend gesteld. Bovendien heeft het kapitalisme geen centrale locatie meer, is het geen centraal symbool meer. Alles is steeds minder gebonden aan vaste plekken waardoor andere mensen die plekken op hun beurt weer in bezit kunnen nemen. Je kan niet meer buiten het spektakel staan, zoals Debord nog wenste"."







http://www.geocities.com/ateliermp/more6.html

GUY DEBORD was the founder and intellectual leader of the Situationist International, an activist group which began as a gathering of artists in the tradition of dadaism, surrealism and letterism-this last a small post-war offshoot of the Paris avant-garde that took its cue from Rimbaud and ranked poetry over politics. It ended, less than two decades later, as a militant vanguard which sought, unsuccessfully, to control the course of the uprising that sent shockwaves through France in May 1968.

The SI played a big part in inspiring and provoking the May events but was unable to channel the riots and demonstrations that followed towards the cultural and political revolution which Debord had envisaged. He was a many-sided figure-a womaniser, a film maker, an implacable enemy and an unreliable friend. Disappointed by the generation that followed him, bloated and decayed with alcohol poisoning, he ended his life in 1994 with a bullet through the heart.

Even before his suicide, Debord had become a cult figure whose writings and aphorisms were invoked by punk rockers, television pundits, academics and intellectuals, the owner of Manchester's Hacienda Club and student radicals from Japan. Among the many spin-offs which Debord's strange career produced were an art exhibition at the Pompidou Centre in Paris (which he hated and swore never to visit), a series of translations of "The Society of the Spectacle" and other of his key works into English, as well as a posthumous flood of polemical articles, biographical sketches, celebrations and denunciations. It is ironic that an activist best known for his fierce critique of the society of the spectacle-the alienating world of political and advertising images brought to us every day by the media-should have ended up as a trendy thinker whose ideas were invoked by devotees ranging from the editor of Tel Quel to the Sex Pistols.

Andrew Hussey's biographical study is carefully researched and based on probing interviews with Debord's two wives (who later dissociated themselves from the book) as well as old friends, comrades and drinking companions. He portrays the strengths and weaknesses of his lonely and defiant subject, avoiding both hagiography and undue dismissiveness. Debord emerges as a brilliant but fatally flawed political thinker and writer, a libertine and connoisseur of conspiracy, as well as something of a dandy whose literary and philosophical models were as various as Lautréamont, Bossuet, Heraclitus, Clausewitz, Pascal, Shelley, Villon, Omar Khayyam, Orson Welles and Machiavelli. A voracious reader, he had a sense of style that gave his broadsides an unusually precise and aphoristic quality which made them both widely accessible and seductively provocative. There was nothing turgid or honey-coated about Guy Debord. Mr Hussey's book leaves you wavering between admiration for an unusuall!
y incisive critic and distaste for an impossibly wilful and self-destructive man.

http://library.nothingness.org/articles/SI/fr/display/47

Essay
Pourquoi le lettrisme?
by Guy-Ernest Debord

La dernière après-guerre en Europe semble bien devoir se définir historiquement comme la période de l'échec généralisé des tentatives de changement, dans l'ordre affectif comme dans l'ordre politique.

Alors que des inventions techniques spectaculaires multiplient les chances de constructions futures, en même temps que les périls des contradictions encore non résolues, on assiste à une stagnation des luttes sociales et, sur le plan mental, à une réaction totale contre le mouvement de découverte qui a culminé aux environs de 1930, en associant les revendications les plus larges à la reconnaissance des moyens pratiques de les imposer.

L'exercice de ces moyens révolutionnaires s'étant montré décevant, de la progression du fascisme à la Deuxième Guerre mondiale, le recul des espoirs qui s'étaient liés à eux était inévitable.

Après l'incomplète libération de 1944, la réaction intellectuelle et artistique se déchaîne partout : la peinture abstraite, simple moment d'une évolution picturale moderne où elle n'occupe qu'une place assez ingrate, est présentée par tous les moyens publicitaires comme le fondement d'une nouvelle esthétique. L'alexandrin est voué à une renaissance prolétarienne dont le prolétariat se serait passé comme forme culturelle avec autant d'aisance qu'il se passera du quadrige ou de la trirème comme moyens de transport. Des sous-produits de l'écriture qui a fait scandale, et que l'on n'avait pas lue, vingt ans auparavant, obtiennent une admiration éphémère mais retentissante : poésie de Prévert ou de Char, prose de Gracq, théâtre de l'atroce crétin Pichette, tous les autres. Le Cinéma où les divers procédés de mise en scène anecdotique sont usés jusqu'à la corde, acclame son avenir dans le plagiaire De Sica, trouve du nouveau -- de l'exotisme plutôt -- dans quelques films italiens!
où la misère a impos é un style de tournage un peu différent des habitudes hollywoodiennes, mais si loin après S. M. Eisenstein. On sait, de plus, à quels laborieux remaniements phénoménologiques se livrent des professeurs qui, par ailleurs, ne dansent pas dans des caves.

Devant cette foire morne et rentable, où chaque redite avait ses disciples, chaque régression ses admirateurs, chaque remake ses fanatiques, un seul groupe manifestait une opposition universelle et un complet mépris, au nom du dépassement historiquement obligé de ces anciennes valeurs. Une sorte d'optimisme de l'invention y tenait lieu de refus, et d'affirmation au-delà de ces refus. Il fallait lui reconnaître, malgré des intentions très différentes, le rôle salutaire que Dada assuma dans une autre époque. On nous dira peut-être que recommencer un dadaïsme n'était pas une entreprise très intelligente. Mais il ne s'agissait pas de refaire un dadaïsme. Le très grave recul de la politique révolutionnaire, lié à l'aveuglante faillite de l'esthétique ouvrière affirmée par la même phase rétrograde, rendait au confusionnisme tout le terrain où il sévissait trente ans plus tôt. Sur le plan de l'esprit, la petite bourgeoisie est toujours au pouvoir. Après quelques crises retentissant!
es son monopole est encore plus étendu qu'avant : tout ce qui s'imprime actuellement dans le monde -- que ce soit la littérature capitaliste, la littérature réaliste-socialiste, la fausse avant-garde formaliste vivant sur des formes tombées dans le domaine public, ou les agonies véreuses et théosophiques de certains mouvements émancipateurs de naguère -- relève entièrement de l'esprit petit-bourgeois. Sous la pression des réalités de l'époque, il faudra bien en finir avec cet esprit. Dans cette perspective, tous les moyens sont bons.

Les provocations insupportables que le groupe lettriste avait lancées, ou préparait (poésie réduite aux lettres, récit métagraphique, cinéma sans images), déchaînaient une inflation mortelle dans les arts.

Nous l'avons rejoint alors sans hésitation.

2

Le groupe lettriste vers 1950, tout en exerçant une louable intolérance à l'extérieur, admettait parmi ses membres une assez grande confusion d'idées.

La poésie onomatopéique elle-même, apparue avec le futurisme et parvenue plus tard à une certaine perfection avec Schwitters et quelques autres, n'avait plus d'intérêt que par la systématisation absolue qui la présentait comme la seule poésie du moment, condamnant ainsi à mort toutes les autres formes, et elle-même à brève échéance. Cependant la conscience de la vraie place où il nous était donné de jouer était négligée par beaucoup au profit d'une conception enfantine du génie et de la renommée.

La tendance alors majoritaire accordait à la création de formes nouvelles la valeur la plus haute parmi toutes les activités humaines. Cette croyance à une évolution formelle n'ayant de causes ni de fins qu'en elle-même, est le fondement de la position idéaliste bourgeoise dans les arts. (Leur croyance imbécile en des catégories conceptuelles immuables devait justement conduire quelques exclus du groupe a un mysticisme américanisé.) L'intérêt de l'expérience d'alors était tout dans une rigueur qui, tirant les conséquences qu'un idiot comme Malraux ne sait ou n'ose pas tirer de prémisses foncièrement semblables, en venait à ruiner définitivement cette démarche formaliste en la portant à son paroxysme ; l'évolution vertigineusement accélérée tournant désormais à vide, en rupture évidente avec tous les besoins humains.

L'utilité de détruire le formalisme par l'intérieur est certaine : il ne fait aucun doute que les disciplines intellectuelles, quelle que soit l'interdépendance qu'elles entretiennent avec le reste du mouvement de la société, sont sujettes, comme n'importe quelle technique, à des bouleversements relativement autonomes, à des découvertes nécessitées par leur propre déterminisme. Juger tout, comme on nous y invite, en fonction du contenu, cela revient à juger des actes en fonction de leurs intentions. S'il est sûr que l'explication du caractère normatif et du charme persistant de diverses périodes esthétiques doit plutôt être cherchée du côté du contenu -- et change dans la mesure où des nécessités contemporaines font que d'autres contenus nous touchent, entraînant une révision du classement des « grandes époques » --, il est non moins évident que les pouvoirs d'une oeuvre dans son temps ne sauraient dépendre du seul contenu. On peut comparer ce processus à celui de la mode. A!
u-delà d'un demi-siècle, par exemple, tous les costumes appartiennent à des modes également passées dont la sensibilité contemporaine peut retrouver telle ou telle apparence. Mais tout le monde ressent le ridicule de la tenue féminine d'il y a dix ans.

Ainsi le mouvement « précieux », si longtemps dissimulé par les mensonges scolaires sur le XVIIe siècle, et bien que les formes d'expression qu'il ait inventées nous soient devenues aussi étrangères qu'il est possible, est en passe d'être reconnu comme le principal courant d'idées du « Grand Siècle » parce que le besoin que nous ressentons en ce moment d'un bouleversement constructif de tous les aspects de la vie retrouve le sens de l'apport capital de la Préciosité dans le comportement et dans le décor (la conversation, la promenade comme activités privilégiées -- en architecture, la différenciation des pièces d'habitation, un changement des principes de la décoration et de l'ameublement). Au contraire, quand Roger Vailland écrit Beau-Masque dans un ton stendhalien, malgré un contenu presque estimable, il garde la seule possibilité de plaire par un pastiche, joliment fait. C'est-à-dire que, contrairement sans doute à ses intentions, il s'adresse avant tout à des intellectue!
ls d'un goût périmé Et la majorité de la critique qui s'attaque sottement au contenu, déclaré invraisemblable, salue l'habile prosateur.

Revenons à l'anecdote historique.

3

De cette opposition fondamentale, qui est en définitive le conflit d'une manière assez nouvelle de conduire sa vie contre une habitude ancienne de l'aliéner, procédaient des antagonismes de toutes sortes, provisoirement aplanis en vue d'une action générale qui fut divertissante et que, malgré ses maladresses et ses insuffisances, nous tenons encore aujourd'hui pour positive.

Certaines équivoques aussi étaient entretenues par l'humour que quelques-uns mettaient, et que d'autres ne mettaient pas, dans des affirmations choisies pour leur aspect stupéfiant : quoique parfaitement indifférents à toute survie nominale par une renommée littéraire ou autre, nous écrivions que nos oeuvres -- pratiquement inexistantes -- resteraient dans l'histoire, avec autant d'assurance que les quelques histrions de la bande qui se voulaient éternels. Tous, nous affirmions en toute occasion que nous étions très beaux. La bassesse des argumentations que l'on nous présentait, dans les ciné-clubs et partout, ne nous laissait pas l'occasion de répondre plus sérieusement. D'ailleurs, nous continuons d'avoir bien du charme.

La crise du lettrisme, annoncée par l'opposition quasi ouverte des attardés à des essais cinématographiques qu'ils jugeaient de nature à les discréditer par une violence « inhabile », éclata en 1952 quand l'« Internationale lettriste », qui groupait la fraction extrême du mouvement autour d'une ombre de revue de ce titre, jeta des tracts injurieux à une conférence de presse tenue par Chaplin. Les lettristes esthètes, depuis peu minoritaires, se désolidarisèrent après coup -- entraînant une rupture que leurs naïves excuses ne réussirent pas à différer, ni à réparer dans la suite -- parce que la part de création apportée par Chaplin dans le Cinéma le rendait, à leur sens, inattaquable. Le reste de l'opinion « révolutionnaire » nous réprouva encore plus, sur le moment, parce que l'oeuvre et la personne de Chaplin lui paraissaient devoir rester dans une perspective progressiste. Depuis, bien des gens sont revenus de cette illusion.

Dénoncer le vieillissement des doctrines ou des hommes qui y ont attaché leur nom, c'est un travail urgent et facile pour quiconque a gardé le goût de résoudre les questions les plus attirantes posées de nos jours. Quant aux impostures de la génération perdue qui s'est manifestée entre la dernière guerre et aujourd'hui, elles étaient condamnées à se dégonfler d'elles-mêmes. Toutefois, étant connue la carence de la pensée critique que ces truquages ont trouvée devant eux, on peut estimer que le lettrisme a contribué à leur plus rapide effacement; et qu'il n'est pas étranger à ce fait qu'à présent un Ionesco, refaisant trente ans plus tard en vingt fois plus bête quelques outrances scéniques de Tzara, ne rencontre pas le quart de l'attention détournée il y a quelques années vers le cadavre surfait d'Antonin Artaud.

4

Les mots qui nous désignent, à cette époque du monde tendent fâcheusement à nous limiter. Sans doute, le terme de « lettristes » définit assez mal des gens qui n'accordent aucune estime particulière à cette sorte de bruitage, et qui, sauf sur les bandes sonores de quelques films, n'en font pas usage. Mais le terme de « français » semble nous prêter des liens exclusifs avec cette nation et ses colonies. L'athéisme se voit désigner comme « chrétien », « juif » ou « musulman » avec une facilité déconcertante. Et puis il est notoire que c'est d'une éducation « bourgeoise » plus ou moins raffinée que nous tenons, sinon ces idées, du moins ce vocabulaire.

Ainsi, bon nombre de termes furent gardés, malgré l'évolution de nos recherches et l'usure entraînant l'épuration -- de plusieurs vagues de suiveurs : Internationale lettriste, métagraphie et autres néologismes dont nous avons remarqué qu'ils excitaient d'emblée la fureur de toutes sortes de gens. Ces gens-là, la condition première de notre accord reste de les tenir éloignés de nous.

On peut objecter que c'est, de notre part, propager une confusion arbitraire, stupide et malhonnête, parmi l'élite pensante ; celle dont un sujet vient souvent nous demander « ce que nous voulons au juste », d'un air intéressé et protecteur qui le fait à l'instant jeter dehors. Mais, ayant la certitude qu'aucun professionnel de la littérature ou de la Presse ne s'occupera sérieusement de ce que nous apportons avant un certain nombre d'années, nous savons bien que la confusion ne peut en aucun cas nous gêner. Et, par d'autres côtés, elle nous plaît.

5

Dans la mesure d'ailleurs où cette « élite pensante » de l'Europe d'aujourd'hui dispose d'une approximative intelligence et d'un doigt de culture, la confusion dont nous avons parlé ne tient plus. Ceux de nos compagnons d'il y a quelques années qui cherchent encore à attirer l'attention, ou simplement à vivre de menus travaux de plume, sont devenus trop bêtes pour tromper leur monde. Ils remâchent tristement les mêmes attitudes, qui se seront usées plus rapidement encore que d'autres. Ils ne savent pas combien une méthode de renouvellement vieillit vite. Prêts à tous les abandons pour paraître dans les « nouvelles nouvelles revues françaises », bouffons présentant leurs exercices bénévolement parce que la quête ne rend toujours pas, ils se lamentent de ne pas obtenir, dans ce fromage qui sent, une place, fût-ce celle d'un Étiemble -- la considération, que l'on accorde même à Caillois --, les appointements d'Aron.

Il y a lieu de croire que leur dernière ambition sera de fonder une petite religion judéo-plastique. Ils finiront, avec de la chance, en quelconques Father Divine, ou Mormons de la création esthétique.

Passons sur ces gens, qui nous ont amusés autrefois. Les amusements qui attachent un homme sont l'exacte mesure de sa médiocrité : le base-ball ou l'écriture automatique, pour quoi faire ? L'idée de succès, quand on ne s'en tient pas aux désirs les plus simples, est inséparable de bouleversements complets à l'échelle de la Terre. Le restant des réussites permises ressemble toujours fortement au pire échec. Ce que nous trouvons de plus valable dans notre action, jusqu'à présent, c'est d'avoir réussi à nous défaire de beaucoup d'habitudes et de fréquentations. On a beau dire, assez rares sont les gens qui mettent leur vie, la petite partie de leur vie où quelques choix leur sont laissés, en accord avec leurs sentiments, et leurs jugements. Il est bon d'être fanatique, sur quelques points. Une revue orientaliste-occultiste, au début de l'année, parlait de nous comme « ... des esprits les plus brumeux, théoriciens anémiés par le virus du "dépassement", toujours à effet purement !
verbal d'ailleurs ». Ce qui gêne ces minables, c'est bien que l'effet n'en soit pas purement verbal. Bien sûr, on ne nous prendra pas à dynamiter les ponts de l'île Louis pour accentuer le caractère insulaire de ce quartier ni, sur la rive d'en face, à compliquer et embellir nuitamment les bosquets de briques du quai Bernard. C'est que nous allons au plus urgent, avec les faibles moyens qui sont nôtres pour l'instant. Ainsi, en interdisant à diverses sortes de porcs de nous approcher, en faisant très mal finir les tentatives confusionnistes, d'« action commune » avec nous, en manquant complètement d'indulgence, nous prouvons aux mêmes individus l'existence nécessaire du virus en question. Mais si nous sommes malades, nos détracteurs sont morts.

Puisque nous traitons ce sujet, autant préciser une attitude que certaines personnes, parmi les moins infréquentables, ont tendance à nous reprocher : l'exclusion de pas mal de participants de l'Internationale lettriste, et l'allure systématique prise par ce genre de pénalité.

En fait, nous trouvant amenés à prendre position sur à peu près tous les aspects de l'existence qui se propose à nous, nous tenons pour précieux l'accord avec quelques-uns sur l'ensemble de ces prises de position, comme sur certaines directions de recherche. Tout autre mode de l'amitié, des relations mondaines ou même des rapports de politesse nous indiffère ou nous dégoûte. Les manquements objectifs à ce genre d'accord ne peuvent être sanctionnés que par la rupture. Il vaut mieux changer d'amis que d'idées.

En fin de compte, le jugement est rendu par l'existence que les uns et les autres mènent. Les promiscuités que les exclus ont pour la plupart acceptées, ou réacceptées ; les engagements généralement déshonorants, et parfois extrêmes, qu'ils ont souscrits, mesurent exactement le degré de gravité de nos dissensions promptement résolues ; et peut-être aussi l'importance de notre entente.

Loin de nous défendre de faire de ces hostilités des questions de personnes, nous déclarons au contraire que l'idée que nous avons des rapports humains nous oblige à en faire des questions de personnes, surdéterminées par des questions d'idées, mais définitives. Ceux qui se résignent se condamnent d'eux-mêmes : nous n'avons aucunement à sévir ; rien à excuser.

Les disparus du lettrisme commencent à faire nombre. Mais il y a infiniment plus d'êtres qui vivent et qui meurent sans rencontrer jamais une chance de comprendre, et de tirer parti. De ce point de vue, chacun est grandement responsable des quelques talents qu'il pouvait avoir. Devrions-nous accorder à de misérables démissions particulières une considération sentimentale ?

6

À ce qui précède, on a dû comprendre que notre affaire n'était pas une école littéraire, un renouveau de l'expression, un modernisme. Il s'agit d'une manière de vivre qui passera par bien des explorations et des formulations provisoires, qui tend elle-même à ne s'exercer que dans le provisoire. La nature de cette entreprise nous prescrit de travailler en groupe, et de nous manifester quelque peu : nous attendons beaucoup des gens, et des événements, qui viendront. Nous avons aussi cette autre grande force, de n'attendre plus rien d'une foule d'activités connues, d'individus et d'institutions.

Nous devons apprendre beaucoup, et expérimenter, dans la mesure du possible, des formes d'architecture aussi bien que des règles de conduite. Rien ne nous presse moins que d'élaborer une doctrine quelconque : nous sommes loin de nous être expliqué assez de choses pour soutenir un système cohérent qui s'édifierait intégralement sur les nouveautés qui nous paraissent mériter que l'on s'y passionne.

On l'entend souvent dire, il faut un commencement à tout. On a dit aussi que l'humanité ne se pose jamais que les problèmes qu'elle peut résoudre.

http://library.nothingness.org/articles/SI/fr/pub_contents/10

Avertissement aux écoliers et lycéens
by Raoul Vaneigem

Chapter 1 "Avertissement aux écoliers et lycéens"

L'école a été, avec la famille, l'usine, la caserne et accessoirement l'hôpital et la prison le passage inéluctable où la société marchande infléchissait à son profit la destinée des êtres que l'on dit humains.

Le gouvernement qu'elle exerçait sur des natures encore éprises des libertés de l'enfance, l'apparentait, en effet, à ces lieux propres à l'épanouissement et au bonheur que furent - et que demeurent à des degrés divers - l'enclos familial, l'atelier ou le bureau, l'institution militaire, la clinique, les maisons d'arrêt.

L'école a-t-elle perdu le caractère rebutant qu'elle présentait aux XIXe et XXe siècles, quand elle rompait les esprits et les corps aux dures réalités du rendement et de la servitude, se faisant une gloire d'éduquer par devoir, autorité et austérité, non par plaisir et par passion? Rien n'est moins sûr, et l'on ne saurait nier que, sous les apparentes sollicitudes de la modernité, nombre d'archaïsmes continuent de scander la vie des lycéennes et des lycéens.

L'entreprise scolaire n'a-t-elle pas obéi jusqu'à ce jour à une préoccupation dominante: améliorer les techniques de dressage afin que l'animal soit rentable?

Aucun enfant ne franchit le seuil d'une école sans exposer au risque de se perdre; je veux dire de perdre cette vie exubérante, avide de connaissances et d'émerveillements, qu'il serait si exaltant de nourrir, au lieu de la stériliser et de la désespérer sous l'ennuyeux travail du savoir abstrait. Quel terrible constat que ces regards brillants soudain ternis!

Voilà quatre murs. L'assentiment général convient qu'on y sera, avec d'hypocrites égards, emprisonné, contraint, culpabilisé, jugé, honoré, châtié, humilié, étiqueté, manipulé, choyé, violé, consolé, traité en avorton quémandant aide et assistance.

De quoi vous plaignez-vous? objecteront les fauteurs de lois et de décrets. N'est-ce pas le meilleur moyen d'initier les béjaunes aux règles immuables qui régissent le monde et l'existence? Sans doute. Mais pourquoi les jeunes gens s'accommoderaient-ils plus longtemps d'une société sans joie et sans avenir, que les adultes n'ont plus que la résignation de supporter avec une aigreur et un malaise croissants?
Une école où la vie s'ennuie n'enseigne que la barbarie

Le monde a changé davantage en trente ans qu'en trois mille. Jamais - en Europe de l'ouest tout au moins - la sensibilité des enfants n'a autant divergé des vieux réflexes prédateurs qui firent de l'animal humain la plus féroce et la plus destructrice des espèces terrestres.

Pourtant, l'intelligence demeure fossilisée, comme impuissante à percevoir la mutation qui s'opère sous nos yeux. Une mutation comparable à l'invention de l'outil, qui produisit jadis le travail d'exploitation de la nature et engendra une société composée de maîtres et d'esclaves. Une mutation où se révèle la véritable spécificité humaine: non la production d'une survie inféodée aux impératifs d'une économie lucrative, mais la création d'un milieu favorable à une vie plus intense et plus riche.

Notre système éducatif s'enorgueillit à raison d'avoir répondu avec efficacité aux exigences d'une société patriarcale jadis toute puissante; à ce détail près qu'une telle gloire est à la fois répugnante et révolue.

Sur quoi s'érigeait le pouvoir patriarcal, la tyrannie du père la puissance du mâle? Sur une structure hiérarchique, le culte du chef, le mépris de la femme, la dévastation de la nation le viole et la violence oppressive. Ce pouvoir, l'histoire l'abandonne désormais dans une état avancé de délabrement: dans la communauté européenne, les régimes dictatoriaux ont disparu, l'armée et la police virent à l'assistance sociale, l'État se dissout dans l'eau troubles des affaires et l'absolutisme paternel n'est plus qu'un souvenir de guignol.

Il faut vraiment cultiver la sottise avec une faconde ministérielle pour ne pas révoquer sur-le champ un enseignement que le passé pétrit encore avec les ignobles levures du despotisme, du travail forcé, de la discipline militaire et de cette abstraction, dont l'étymologie - abstrahere, tirer hors de - dit assez l'exil de soi, la séparation d'avec la vie.

Elle agonise enfin, la société où l'on n'entrait vivant que pour apprendre à mourir. La vie reprend ses droits timidement comme si, pour la première fois dans l'histoire, elle s'inspirait d'un éternel printemps au lieu de se mortifier d'un hiver sans fin.

Odieuse d'hier, l'école n'est plus que ridicule. Elle fonctionnait implacablement selon les rouages d'un ordre qui se croyait immuable. Sa perfection mécanique brisait l'exubérance, la curiosité, la générosité des adolescents afin de les mieux intégrer dans les tiroirs d'une armoire que l'usure du travail changeait peu à peu en cercueil. Le pouvoir des choses l'emportait sur le désir des êtres.

La logique d'une économie alors florissante était imparable, comme l'égrènement des heures de survie qui sonnent avec constance le rappel de la mort. La puissance des préjugés, la force d'inertie, la résignation coutumière exerçaient si communément leur emprise sur l'ensemble des citoyens qu'en dehors de quelques insoumis, épris d'indépendance, la plupart des gens trouvaient leur compte dans la misérable espérance d'une promotion sociale et d'une carrière garantie jusqu'à la retraire.

Il ne manquait donc pas d'excellentes raisons pour engager l'enfant dans le droit chemin des convenances, puisque s'en remettre aveuglément à l'autorité professorale offrait à l'impétrant les lauriers d'une récompense suprême: la certitude d'un emploi et d'un salaire.

Les pédagogues dissertaient`sur l'échec scolaire sans se préoccuper de l'échiquier où se tramait l'existence quotidienne, jouée à chaque pas dans l'angoisse du mérite et du démérite, de la perte et du profit, de l'honneur et du déshonneur. Une consternante banalité régnait dans les idées et les comportements: il y avait les forts et les faibles, les riches et les pauvres, les rusés et les imbéciles, les chanceux et les infortunés.

Certes, la perspective d'avoir à passer sa vie dans une usine ou un bureau à gagner l'argent du mois n'était pas de nature à exalter les rêves de bonheur et d'harmonie que nourrissait l'enfance. Elle produisait à la chaîne des adultes insatisfaits, frustrés d'une destinée qu'ils eussent souhaitée plus généreuse. Déçus et instruits par les leçons de l'amertume, ils ne trouvaient le plus souvent d'autre exutoire à leur ressentiment que d'absurdes querelles, soutenues par les meilleures raisons du monde. Les affrontements religieux, politiques, idéologiques leur procuraient l'alibi d'une Cause - comme ils disaient pompeusement - qui leur dissimulait en fait la sombre violence du mal de survie dont ils souffraient.

Ainsi leur existence s'écoulait-elle dans l'ombre glacée d'une vie absente. Mais quand l'air du temps est à la peste, les pestiférés font la loi. Si inhumains que fussent les principes despotiques qui régissaient l'enseignement et inculquaient aux enfants les sanglantes vanités de l'âge adulte - ceux que Jean Vigo raille dans son film Zéro de conduite -, ils participaient de la cohérence d'un système prépondérant, ils répondaient aux injonctions d'une société qui ne se reconnaissait d'autre moteur premier que le pouvoir et le profit.

Dorénavant, si l'éducation s'obstine à obéir aux mêmes mobiles, la machine de la pertinence s'est détraquée: il y a de moins en moins à gagner et de plus en plus de vie gâchée à racler les fonds de tiroir.

L'insupportable prééminence des intérêts financiers sur le désir de vivre n'arrive plus à donner le change. Le cliquetis quotidien de l'appât du gain résonne absurdement à mesure que l'argent dévalue, qu'une faillite commune arase capitalisme d'État et capitalisme privé, et que dévalent vers l'égout du passé les valeurs patriarcales du maîtres et de l'esclave, les idéologies de gauche et de droite, le collectivisme et le libéralisme, toute ce qui s'est édifié sur le viol de la nature terrestre et de la nature humaine au nom de la sacro-sainte marchandise.

Un nouveau style est en train de naître, que seule dissimule l'ombre d'un colosse dont les pieds d'argile ont déjà cédé. L'école demeure confinée dans le contre-jour du vieux monde qui s'effondre.

Faut-il la détruite? Question doublement absurde.

D'abord parce qu'elle est déjà détruite. De moins en moins concernés par ce qu'ils enseignent et étudient - et surtout par la manière d'instruire et de s'instruire -, professeurs et élèves ne s'affairent ils pas à saborder de conserve le vieux paquebot pédagogique qui fait eau de toutes parts?

L'ennui engendre la violence, la laideur des bâtiments excite au vandalisme, les constructions modernes, cimentées par le mépris des promoteurs immobiliers, se lézardent, s'écroulent, s'embrasent, selon l'usure programmée de leurs matériaux de pacotille.

Ensuite, parce que le réflexe d'anéantissement s'inscrit dans la logique de mort d'une société marchande dont la nécessité lucrative épuise le vivant des êtres et des choses, le dégrade, le pollue, le tue.

Accentuer le délabrement ne profite pas seulement aux charognards de l'immobilier, aux idéologues de la peur et de la sécurité, aux partis de la haine, de l'exclusion, de l'ignorance, il donne des gages à cet immobilisme qui ne cesse de changer d'habits neufs et masque sa nullité sous des réformes aussi spectaculaires qu'éphémères.

L'école est au centre d'une zone de turbulence où les jeunes années sombrent dans la morosité, où la névrose conjuguée de l'enseignant et de l'enseigné imprime son mouvement au balancier de la résignation et de la révolte, de la frustration et de la rage.

Elle est aussi le lieu privilégié d'une renaissance. Elle porte en gestation la conscience qui est au coeur de notre époque: assurer la priorité au vivant sur l'économie de survie.

Elle détient la clé des songes dans une société sans rêve: la résolution d'effacer l'ennui sous la luxuriance d'un paysage où la volonté d'être heureux bannira les usines polluantes, l'agriculture intensive, les prisons en tous genres, les officines d'affaire véreuses, les entrepôts de produits frelatés, et ces chaires de vérités politiques, bureaucratiques, ecclésiastiques qui appellent l'esprit à mécaniser le corps et le condamnent à claudiquer dans l'inhumain.

Stimulé par les espérances de la Révolution, Saint-Just écrivait: <> Il a fallu deux siècles pour que l'idée, cédant au désir, exige sa réalisation individuelle et collective.

Désormais, chaque enfant, chaque adolescent, chaque adulte se trouve à la croisée d'un choix: s'épuiser dans un monde qu'épuise la logique d'une rentabilité à tout prix, ou créer sa propre vie en créant un environnement qui en assure la plénitude ou l'harmonie. Car l'existence quotidienne ne se peut confondre plus longtemps avec cette survie adaptative à laquelle l'ont réduite les hommes qui produisent la marchandise et sont produits par elle.

Nous ne voulons pas plus d'une école où l'on apprend à survivre en désapprenant à vivre. La plupart des hommes n'ont été que des animaux spiritualisés, capables de promouvoir une technologie au service de leurs intérêts prédateurs mais incapables d'affiner humainement le vivant et d'atteindre ainsi à leur propre spécificité d'homme, de femme, d'enfant.

Au terme d'une course frénétique au profit, les rats en salopette et en costumes trois pièces découvrent qu'il ne reste qu'une portion congrue du fromage terrestre qu'ils ont rongé de toutes parts. Il leur faudra ou progresser dans le dépérissement, ou opérer une mutation qui les rendra humains.

Il est temps que le memento vivere remplace le memento mori qui estampillait les connaissances sous prétexte que rien n'est jamais acquis.

Nous nous sommes trop longtemps laissé persuader qu'il n'y avait à attendre du sort commun que la déchéance et la mort. C'est une vision de vieillards prématurés, de golden boys tombés dans la sénilité précoce parce qu'ils ont préféré l'argent à l'enfance. Que ces fantômes d'un présent conjugué au passé cessent d'occulter la volonté de vivre qui cherche en chacun de nous le chemin de sa souveraineté!

La société nouvelle commence où commence l'apprentissage d'une vie omniprésente. Une vie à percevoir et à comprendre dans le minéral, le végétal, l'animal, règnes dont l'homme est issu et qu'il porte en soi avec tant d'inconscience et de mépris. Mais aussi une vie fondée sur la créativité, non sur le travail; sur l'authenticité, non sur le paraître; sur la luxuriance des désirs, non sur les mécanismes du refoulement et du défoulement. Une vie dépouillée de la peur, de la contrainte, de la culpabilité, de l'échange, de la dépendance. Parce qu'elle conjugue inséparablement la conscient et la jouissance de soi et du monde.

Une femme qui a l'infortune d'habiter dans un pays gangrené par la barbarie et l'obscurantisme écrivait: <> Sans verser dans tant de morbidité, notre enseignement n'a été trop souvent, sous son apparente élégance, qu'un toilettage de morts. Il s'agit maintenant de retrouver jusque dans les libellés du savoir les gestes de l'amour: la clé de la connaissance et la clé des champs où l'affection est offerte sans réserve.

Que l'enfance se soit prise au piège d'une école qui a tué le merveilleux au lieu de l'exalter indique assez en quelle urgence l'enseignement se trouve, s'il ne veut pas sombrer plus avant dans la barbarie de l'ennui, de créer un monde dont il soit permis de s'émerveiller.

Gardez-vous cependant d'attendre secours ou panacée de quelque sauveur suprême. Il serait vain, assurément d'accorder crédit à un gouvernement, à une faction politique, ramassis de gens soucieux de soutenir avant tout l'intérêt de leur pouvoir vacillant; ni davantage à des tribuns et maîtres à penser, personnages médiatiques multipliant leur image pour conjuguer la nullité que reflète le miroir de leur existence quotidienne. Mais ce serait surtout marcher au revers de soi que de s'agenouiller en quémandeur, en assisté, en inférieur, alors que l'éducation doit avoir pour but l'autonomie, l'indépendance, la création de soi, sans laquelle il n'est pas de véritable entraide, de solidarité authentique, de collectivité sans oppression.

Une société qui n'a d'autre réponse à la misère que le clientélisme, la charité et la combine est une société mafieuse. Mettre l'école sous le signe de la compétitivité, c'est inciter à la corruption, qui est la morale des affaires.

La seule assistance digne d'un être humain est celle dont il a besoin pour se mouvoir par ses propres moyens. Si l'école n'enseigne pas à se battre pour la volonté de puissance, elle condamnera des générations à la résignation, à la servitude et à la révolte suicidaire. Elle tournera en souffle de mort et de barbarie que ce chacun possède en soi de plus vivant et de plus humain.

Je ne suppose pas d'autre projet éducatif que celui de se créer dans l'amour et la connaissance du vivant. En dehors d'une école buissonnière où la vie se trouve et se cherche sans fin - de l'art d'aimer aux mathématiques spéculatives -, il n'y a que l'ennui et le poids mort d'un passé totalitaire.




Chapter 2 >>

http://library.nothingness.org/articles/SI/fr/pub_contents/10

Comment: sja t'is al iets over het situasionisme... afbeeldingen fiksen we verderop wel... ahum... mersi!!! het belooft boeiend te worden ook Jan Bucquoi heeft toegezegd een avond wat te komen doen...






veel meer in ons labO




Comments:

Post a Comment







::: to the top :::
(... home / latest posts ...)


::: to the archives & index :::

::: to the lab :::

::: to the lab-archives :::

::: to the pics :::






  • happening



  • !!! BUSH LIES !!!

    welcome too to:
    www.straatsalaat.tk
    www.streetsalad.tk
    www.nnostress.tk
    www.flikkers.tk
    www.joyco.tk
    www.keldergat.tk




    Creative Commons License
    This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.5 License.


    Listed on Blogwise
    This page is powered by Blogger. Isn't yours?